Tekst Udona Boerema

Esse est percipi, 'zijn is waargenomen worden' citaat George Berkely.

pro1


Mijn beroepspraktijk als beeldend kunstenaar bestaat uit het maken van schilderijen. Ik zie mezelf als een representant van de hedendaagse schilderkunst met een eigen stijl en inhoudelijke verbeeldingen. Ik vervaardig geen spirituele landschap schilderijen, maar eerder subjectieve, fictieve landschappen waarin alles voor mij bij elkaar komt: een buitenwereld en een binnenwereld die ik gelijktijdig tot één werk of schilderij herschep, waarmee ik vorm geef aan mijn gedachten en aan die van anderen waarover ik graag lees.

Ik ben geboren in Groningen (1982) en opgegroeid in Oost-Groningen, rijk aan vlakke vergezichten, van waaruit je in de verte de wolken ziet binnendrijven tegen een strak blauwe hemel, met altijd wind tegen. Een schouwspel waaraan ik nog steeds graag terugdenk en waarin ik weg kan dromen, weg van de dagelijkse beslommeringen, ver van de realiteit.

Inmiddels woon ik al geruime tijd in Twente, sinds 2003 toen ik aan de AKI-ArtEZ in Enschede ging studeren, waar het coulissenlandschap een grote rol is gaan spelen in mijn dagelijkse leven. Ik maak graag lange wandelingen in de natuur, vaak is dat vroeg in de ochtend voordat ik naar mijn atelier ga, maar soms ook daarna. Ik kan daar mijn gedachten kwijt en waan mij in een soort van tijdloosheid die mij omringt met weemoed en hoop, groei en verval. De natuur, de weersverschijnselen en het constant veranderen van de lichtinval, ze branden op mijn netvlies en gaan een relatie aan met mijn gedachten. Nieuwe beelden ontstaan voor mijn ogen en leiden samen met mijn gedachten een eigen leven in mijn hoofd.

Ik vraag me dan vaak af of alles wat wij zien wel echt is, wat bestaan is, wat dat inhoudt – om te bestaan - en of het nu eigenlijk iets uitmaakt of iets echt is of niet echt en wat dat dan is? Hierdoor kan ik me goed vinden in bepaalde citaten uit de filosofie van George Berkeley [1685 – 1753]. Berkeley stelt bijvoorbeeld dat er geen object zonder subject kan zijn. Het object bestaat altijd uitsluitend in relatie tot een subject en is dus ook afhankelijk van het subject, waardoor het wordt bepaald door het subject en als loutere verschijning op zichzelf, niet onvoorwaardelijk bestaat. Berkeley: "Als in een verlaten bos een boom omvalt, en niemand hoort het, heeft de boom dan wel geluid gemaakt?".
Berkeley vindt van niet en er is iets in deze gedachtengang wat altijd al in mij zat, maar dat zeker versterkt is door heel grote verliezen in mijn persoonlijke levenssfeer. Als jong kind had ik de gevoeligheid om mezelf moeilijke vragen te stellen over het leven en ons bestaan. Ik hield dit veelal voor mezelf, als kind vraag je al gauw te veel.
Het is niet voor niets dat in mijn meest recente werk bomen en vegetatie een grotere rol zijn gaan spelen. De aanwezigheid daarvan is voor mij van belang, het is mijn uitgangspunt om vorm te geven aan mijn gedachten en ook geef ik er schaal mee aan. Alhoewel dat niet per se betekent dat de vorm permanent zichtbaar blijft in het werk, deze is slechts een uitgangspunt die in meerdere of mindere mate aanwezig kan zijn. Momenteel experimenteer ik ook met volledig abstracte doeken waarin de vegetatie compleet is weggevaagd. Schilderijen die in mijn optiek eerder een soort van ruimte weergeven: een doordrongen volledigheid.

De basis voor mijn schilderijen bestaat uit houten frames en linnen met een grove weving. Mijn dragers vervaardig ik zelf uit verschillende maten spielatten waar ik het linnen overheen span, dat ik prepareer met een transparant prepareermiddel. Voor mij is hiermee het fysieke en mentale schilderij al begonnen.
De verf die ik gebruik voor mijn schilderijen is op basis van acrylaat dat verdunbaar is met water. Ik maak nooit schetsen vooraf maar breng de verf direct aan op het linnen. In mijn hoofd weet ik al waar ik naar toe wil met het schilderij. In de dagen, soms weken, voorafgaand aan het daadwerkelijke vervaardigen van een drager en het daaropvolgende schilderen, begint het eenbeetje te stormen in mijn hoofd: er doemen beelden op in mijn gedachten als een soort weersverschijnselen, vaag en onbeduidend, typische kleuren met vaak een vorm ontleend aan een boom of een plant, schimmige vormen. In mijn hoofd kan ik zien wat er achter de vorm gebeurt en er omheen. Het gaat om kleuren en vormen die moeilijk zijn te vatten in woorden en die er bijna om smeken in verf uitgebeeld te worden.
Dit beeld of deze beelden probeer ik zo lang mogelijk in mijn hoofd vast te houden, het geeft een bepaald soort spanning waar ik tegelijkertijd ongemakkelijk en heel opgewonden van word, een gevoel als van een naderende storm, dreigende ijle luchten; de luchtdruk in de atmosfeer bouwt zich op.
Op een zeker moment openbaart zich langzaam een formaat dat weergeeft van welke omvang het schilderij moet zijn. Dit is het moment dat ik daadwerkelijk een frame in elkaar zet, het linnen opspan en prepareer. Vanuit de mentale compositie, probeer ik de kleuren waarmee het allemaal begon te mengen met veel water zodat er een karnemelkdunne substantie ontstaat die ik met een brede kwast aanbreng op het doek, de drager die op schragen ligt. Een delicaat proces waarbij de materialiteit van drager, verfsubstantie, kwasten en beweging (het manuele gebaar) overgaat in visuele illusie.
Langzaam begint het schilderij vorm te krijgen. Het droogproces verloopt traag door het overvloedige water. Dit zorgt ervoor dat het doek moet blijven liggen en ik er nog niet direct goed naar kan kijken. Ik kan me slechts inbeelden wat ik kan verwachten, maar ergens ook daadwerkelijk verwacht. Vaak kan ik pas de volgende dag verder.

Omdat zich tijdens het schilderen nieuwe beelden aandienen, werk ik veelal aan meerdere doeken tegelijk. Dit geeft mij de vrijheid om me meer te verdiepen in hetgeen waar ik op dat moment bezeten van ben en ook om te experimenteren en te doen wat ik in eerste instantie niet zou durven. Zo ontstaan er in mijn werk vaak schilderijen die op elkaar geënt zijn of die in zekere zin naar elkaar toe werken. Soms ontstaat daaruit onbedoeld een ensemble, maar uiteindelijk gaat het mij om het individuele werk en werkproces.
In mijn werk ben ik vanaf mijn afstuderen door allerlei fases van het schilderen en de benadering ervan gegaan: van helemaal abstract tot figuratief. Ik heb zelfs realistische landschappen geschilderd. De laatste jaren komt er meer samenhang tussen het realistische en het abstracte, ze zijn als het ware een symbiose aangegaan. Zo ontstaan geabstraheerde, gelaagde, transparante, ijle landschappen. Ik vind juist in die schilderijen terug waarnaar ik op zoek was, iets wat verloren was gegaan: een gevoel, een beeld, een situatie, gedachten, alles komt daarin bij elkaar. Het is als een déjà-vu dat zich aandient op het moment dat het schilderij af is, alsof het al bestond voor ik begon te schilderen.

Graag nodig ik ook anderen uit in mijn schilderijen.
Het verhaal dat ik wil overbrengen is persoonlijk maar tevens universeel: het verhaal over ons, onze menselijkheid, de kwetsbaarheid van ons bestaan, de vergankelijkheid van het leven en van de natuur waarin wij ons bevinden en hoe wij ons daartoe verhouden. Soms in euforie, maar ook in ondraaglijke pijn en verdriet, emoties waarvoor ik mijzelf en mijn omgeving niet wil sparen. Ik wil betekenis geven aan datgene wat het meeste wringt. Dat iets wat emotioneel verschrikkelijk veel pijn doet ook heel mooi kan zijn en andersom. Het is de discrepantie die onlosmakelijk met mij en mijn werk verbonden is. Hierin komen mijn ervaringen en overtuigingen samen.

Armando verbaasde zich er altijd over dat de natuur onverstoorbaar was voor menselijke leed. Bomen groeiden door, struiken versperden de bospaden. Ik herken wat Armando zegt en dat raakt mij diep. Armando sprak over een 'schuldig landschap’ alsof de bomen er voor hem, maar ook voor mij iets aan hadden kunnen doen. Bij mij gaat het niet over specifieke herinneringen zoals de jonge Armando die aan Kamp Amersfoort had, maar over het universele en collectieve gevoel van onbehagen dat wij als mensen op verschillende manieren met elkaar delen, soms onbedoeld en zonder dat we het van elkaar weten, omdat we er niet graag over praten. Net als hij heb ik meverbaasd over hoe leed zo persoonlijk kan zijn dat je je vervreemd voelt van je medemens en je omgeving.

Immense verliezen in mijn persoonlijke levenssfeer hebben mij sprakeloos gelaten, teneergeslagen, verdwaald in de meest bizarre gedachten en heftige emoties. Machteloos en zoekend naar woorden om mijn gevoelens in uit te drukken, een haast onmogelijke opgave.
Schilderen is voor mij een verlengstuk om beeld te geven aan dat wat ik niet in woorden kan omvatten. Eigenlijk probeerde ik altijd al mij uit te drukken in beelden, van jongs af aan, maar nu is dat nog sterker omdat ik naar betekenis zoek.
Beelden van vergankelijkheid, eindigheid, het verliezen van mezelf, maar ook mezelf weer terug vinden in het schilderproces en de verfsubstantie, de natuur, de bomen en planten, het schilderende gebaar dat uiteindelijk tot een geheel, een totaalbeeld leidt, een nieuw verhaal. Publiek dat vragen stelt of opmerkingen maakt: soms lijkt het dat ik mijn eigen werk beter begrijp door de ogen van anderen; zij vertellen mij wat ik zelf niet in woorden kan omvatten.